Eerlijk gezegd ben ik daar niet mee eens.
Het doel is het je realiseren van het ‘Zijn’, niet het zijn zelf want dat is er al.
Een bijkomend kenmerk van dat zijn is juist dat het geen vorm heeft, en dus geen gevoel en geen ratio heeft; het ‘Zijn’ is gewaarzijn, zonder gewaar te zijn van het eigen gewaarzijn…dat is de tegenwoordigheid van het zijn en tevens de kennendheid die ervan uit gaat.
Om even terug te komen op enneatypen: die zijn onlosmakelijk verbonden aan vorm, alles wat praktisch is en betekenis heeft is verbonden aan vorm.
Het ‘Zijn’ is er, maar is niet praktisch en betekenisvol in het leven van alledag; dat leven is namelijk voor ons niet-monniken een wereldse en dus vormelijke aangelegenheid.
In zoverre kan het enneagram, in zijn vorm, niets meer of minder zijn dan een praktische spiegel die onze persoonlijke vorming reflecteert.
Als die spiegel niet lijkt te werken op een of andere manier, kunnen er m.i. vijf dingen aan de hand zijn:
1. De spiegel is van ondeugdelijke vorm/materiaal;
2. De persoonlijke vorming heeft ingrijpende gebeurtenissen te verwerken gekregen die niet gereflecteerd kunnen worden door een op gematigde invloeden gebaseerde spiegel.
Het meetinstrument (spiegel) registreert in dit geval alleen datgene waarvoor het gemaakt is.
3. Het meetinstrument wordt op een verkeerde manier “gelezen”.
Wat voor de ene betekenis heeft, hoeft dat voor de ander niet te hebben.
4.Het meetinstrument laat ruimte voor interpretatieverschillen in het ‘lezen’ ervan; Ik neem als voorbeeld de stellingen om het enneatype te bepalen.
Bijvoorbeeld: geldt die stelling voor mij in alle gevallen, of in bepaalde gevallen, of onder bepaalde condities, etcetera.
Als je dan gaat twijfelen over hoe je zelf bent, dan kun je geen ja en geen nee kiezen.
Wat is dan de manier om de stellingen het beste te beantwoorden? De eerste ingeving? Na lang plussen en minnen totdat de optie ‘ja’ of ‘nee’ de doorslag geeft?
Als er uberhaupt al een doorslag plaatvindt?
5. We creeren een verwachting van het instrument, d.w.z. we hebben een beeld voor ogen waaraan het instrument zou moeten voldoen, omdat het instrument een vooropgezet doel dient.
Wanneer het zo is dat het instrument niet beantwoordt aan dat doel, kan het in sommige gevallen zo zijn dat we misschien een verkeerd verwachtingspatroon hebben ten aanzien van het instrument of zelfs ten aanzien van het doel van het instrument.
Als voorbeeld kan ik sommige slecht geschreven astrologieboeken aanhalen, die bol staan van bevooroordeelde en ongefundeerde veronderstellingen, die kant noch wal raken met de realiteit.
Welk verwachtingspatroon ten aanzien van astrologie scheppen die boeken dan?
De interactie met het instrument is uiteindelijk bepalend voor wat het instrument registreert, of, wat het in onze ogen lijkt te registreren.